BLESKENSGRAAF – Duitse bommenwerpers hebben zondagochtend de dorpskern van Bleskensgraaf zwaar getroffen. Zeker zeven mensen zijn om het leven gekomen, onder wie vijf mensen uit Oud-Alblas.

Het dorpje in de Alblasserwaard werd niet zomaar op de korrel genomen door de Luftwaffe. Munitiewagens van het Nederlandse leger waren in het dorp neergestreken en had een deel van de militaire voertuigen rond de kerk geparkeerd.

De munitiecolonne van het tweede Regiment Huzaren-Motorrijder was zaterdag aangekomen in Bleskensgraaf. Luitenant-kolonel A.J.E. Mathon was met zijn troepen vanuit Brabant onderweg naar Dordrecht om zich bij de Lichte Divisie aan te sluiten. Het doel was om het eiland van Dordt veilig te stellen en door te stoten naar vliegveld Waalhaven in Rotterdam.

Maar de militaire colonne kon Dordrecht niet bereiken. Duitse vliegtuigen hadden net Alblasserdam gebombardeerd. Het was een enorme chaos op de polderweggetjes als gevolg van de mensen die het Damdorp ontvluchtten. Een van de dorpen waar de Alblasserdammers een goed heenkomen zochten was Bleskensgraaf.

Met name de tientallen munitiewagens van het regiment kwamen geen steek verder door de vluchtelingenstroom in de Alblasserwaard. De commandant besloot daarop de nacht in Bleskensgraaf door te brengen en op zondag verder te trekken. Een besluit met desastreuse gevolgen.

“’s Avonds stond het overal vol in het dorp”, zegt bakker Jan Baan. “Ze hadden vrachtwagens bij boeren naar binnen gereden, zodat de Duitse vliegtuigen ze niet zouden zien. Want anders gingen ze aan het bommen gooien.”

Maar de colonne bestond uit zoveel vrachtauto’s dat de voertuigen niet allemaal verdekt konden worden opgesteld. Bij zonsopkomst vlogen Duitse verkenningsvliegtuigen over en die hadden de aanwezigheid van het Nederlandse leger snel in de gaten. Al snel kwamen ook bommenwerpers over.

Dit artikel gaat verder onder deze advertentie



Vlucht

De inwoners van Bleskensgraaf waren bij de overkomst van de eerste vliegtuigen al gealarmeerd, zeker na de verhalen van de Alblasserdammers die naar het dorp waren gevlucht. Baan: “Je kleedde je aan en ging zo snel mogelijk naar buiten. De vliegtuigen vlogen zo laag dat je de piloten gewoon kon zien zitten.”

“Drie rondes hebben ze gemaakt boven het dorp. Ze schoten eerst met mitrailleurs. Bij ons rolden de kapotte pannen zo door het dakraam naar binnen. Niet lang daarna viel de eerste bom, bij de familie Verlek geloof ik. Toen schudde ons hele huis.”

(ooggetuige Jan Baan)

Al snel brandde het dorp aan de westkant en de oostkant.

De familie Baan vluchtte de polder in, naar de donk in het naastgelegen dorpje Brandwijk. Van daaruit zagen ze het dorp in lichterlaaie staan. Daar zit Baan nog altijd, samen met meer inwoners van Bleskensgraaf. Zij durven voorlopig niet terug naar het dorp.

Balans

Een commandant van het Nederlandse leger is inmiddels in Bleskensgraaf gearriveerd om de balans te maken. Een echtpaar en drie kinderen uit Oud-Alblas dat naar het dorp was gevlucht, heeft de bommenregen niet overleefd. Ook twee soldaten zijn omgekomen. Zes mensen raakten gewond en moesten naar het ziekenhuis.

Zo’n dertig winkels en huizen, vijf boerderijen en de openbare school zijn verwoest. Ook de kerk, de pastorie en het gemeentehuis – niet meer dan een kamer die aan de kerk was gebouwd – zijn zodanig beschadigd dat ze moeten worden afgebroken. Honderddertig mensen zijn dakloos geworden. Naar schatting is er voor 320 duizend gulden schade aan gebouwen en voor 165 duizend gulden schade aan inboedels, inventarissen en voorraden.

De schade had nog veel groter kunnen zien, gezien de grote aantallen munitiewagens in het dorp. Ook het feit dat de bommen vielen rond de tijd dat de koeien werden gemolken, heeft veel slachtoffers gescheeld. Enkele uren later had de kerk vol mensen gezeten en was het leed niet te overzien geweest.


Hoe ging het verder?

Al direct de volgende dag is begonnen met puinruimen in het dorp. Veel mensen die de polder in waren gevlucht keerden terug. Gebouwen die op instorten stonden, zijn meteen gesloopt. Vooral het afbreken van de kerk was een gevaarlijke klus (zie foto onder). De torenspits was zo wankel geworden, dat die de kerk in dreigde te vallen. Daarom werd de bovenkant van de toren gehaald.

De sloop is voor een belangrijk deel uitgevoerd door Nederlandse militairen. Aanvankelijk gebeurde dat in opdracht van Nederlandse commandanten, maar na de capitulatie zetten de Duitse autoriteiten krijgsgevangenen in.  Er verrezen ook een noodkerk en noodwinkels.

In het voorjaar van 1941 hebben Duitse militairen nog gezocht naar niet-ontplofte bommen in het dorp, maar die zijn niet meer gevonden.

Een architect is meteen aan het werk gegaan om een plan te maken voor de wederopbouw. Er kwam een nieuwe brug, het wegdek werd een stuk verhoogd en het dorp kwam meteen af van ‘een tamelijk rommelige bebouwing met inpandige woningen en bedrijfsgebouwen, die in normale omstandigheden nog langen tijd zouden zijn gehandhaafd.’

Een deel van de wederopbouw, ruim 10 duizend gulden, is in 1941 betaald uit het herstelfonds van het Ministerie van Financiën.

Het plan bepaalde waar de mensen die dakloos waren geworden, hun huis mochten herbouwen. Vaak was dat op een heel andere plek. Boeren mochten wel zoveel mogelijk op hun oude stek terugkeren. De kerk is na de oorlog herbouwd en in 1948 in gebruik genomen. Ook kwam er een nieuw gemeentehuis, dat in 1955 klaar was.

Overigens vielen er op 10 februari 1944 opnieuw enkele bommen op Bleskensgraaf, dit keer Amerikaanse. Ze kwamen terecht bij de boerderij van Willem Schakel. De schade bleef beperkt tot gesprongen ruiten en een ‘lighal’, een met de zon meedraaiende ruimte voor tbc-patiënten.

Bronnen:

Documentaire ‘Bleskensgraaf in de Tweede Wereldoorlog’ (Aries van Meeteren)

Operatiën van het veldleger en het oostfront van de vesting Holland (mei 1940)

Beknopt overzicht van de krijgsverrichtingen der Koninklijke Landmacht 10-19 mei 1940

Facebookpagina Oud Bleskensgraaf

Historische vereniging Binnenwaard

Auteur: Drs. A.P.B. van Meeteren

Gepubliceerd op: 26 augustus 2018

Verhaalnummer: 94



Een gedachte over “Beslissing Nederlandse leger komt Bleskensgraaf duur te staan”
  1. Mijn grootvader, Wim van Garderen heeft in zijn memoires (die ik pas heb gevonden na zijn overlijden) het volgende opgeschreven over zijn ervaringen in de oorlog als ordonnans bij de Pontoncompaginie die in Bleskensgraaf was gelegerd:
    Op 11 Mei werden we er op uitgestuurd om poolshoogte te nemen bij de vaste brug bij Alblasserdam, of we er wel of niet over heen konden. Nu dat hoefde niet meer en ook was het niet meer nodig onze brug uit te leggen en op te bouwen. Er werd namelijk al flink gevochten tussen Nederlanders en Duitsers op de brug en er om heen. Wij terug en toen is het rijden geworden van hot naar her. Tot aan de avond van de vorige dag ging het, dacht ik, volgens plan, maar die ochtend was iedereen zijn hoofd kwijt en kregen we de meest tegenstrijdige orders. Dan gingen we naar oost, dan weer naar het noorden, maar veel verder dan bijvoorbeeld dertig á veertig kilometer van Alblasserdam kwamen we niet. Wie al die verschillende tegenstrijdige orders gaf weet ik niet, en ik zal het toen ook wel niet hebben geweten, maar wel dat we het als ordonnansen razend druk hadden.
    De derde dag kwamen we in Bleskensgraaf terecht en moesten we de pontontrein en de rest van het bij ons horende materieel, onder andere de tankwagens tussen de boerderijen en huizen, die langs de weg stonden, parkeren en camoufleren.
    Op een gegeven moment komt er een groot Duits vliegtuig, groot, zwart en donker aanvliegen, heel erg laag en begonnen de jongens, uit baldadigheid of in opdracht, weet ik niet, met geweren en mitrailleurs te schieten. De piloot komt terug, weer hetzelfde. Toen was hij weg. Een uur, maar het kan ook een halve dag geweest zijn, later, 12 Mei, vroeg in de morgen om vijf voor half zeven, komen er vijftien á twintig Stuka’s over ons heen in duikvlucht, doen niets maar komen even later terug. Schieten en bombarderen heel die kant van Bleskensgraaf plat en in brand. Intussen waren wij het land achter de boerderijen op gevlucht en lagen in het gras gedoken. De vliegtuigen kwamen wel drie of vier keer terug, steeds weer opnieuw. Bij alle ontploffingen veerden we op, alsof we jojo’s waren. Ik geloof dat het nog de hele nacht gebrand heeft. Het meeste materieel en huizen waren weg. De grote schade was, denk ik, ook ontstaan door de aanwezigheid van die brandstoftanks tussen de boerderijen met rieten dak. Wie kwam er op zo’n onzalig idee? Ik weet er verder weinig meer van. We hebben er nog een aantal dagen gelegen, nadat we wat verder op waren gegaan, vrijwel zonder materieel. Mijn motor had ik nog. We zagen talloze Duitse vliegtuigen overkomen, zagen Rotterdam branden, maar zagen zelf geen Duitsers.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *